Bandleider/pianist Tony Roe neemt de jazzkaders niet zo nauw met zijn hippe bandje Tin Men & The Telephone
Populaire jazzbandjes heb je altijd wel, maar de laatste jaren lijkt er noemenswaardig frisse wind door Nederland te waaien die zich kenmerkt door een aanstekelijke eigenwijsheid. Deze komt niet uit een bepaalde hoek gestormd, maar van noord, oost, zuid en west. Zo heb je de levendige gitarist Reinier Baas en zijn ‘Socially More Relevant Jazz Music Ensemble’ in de meer traditionele richting en het explosieve Knalpot dat is opgetrokken vanuit de improvisatorische scene. Het meest opzienbarende gezelschap van de afgelopen tijd is Tin Men & The Telephone.
‘Laatst hebben we een nieuw stuk gemaakt met koeien’, vertelt bandleider/pianist Tony Roe in zijn studio/woonruimte in hartje Amsterdam. ‘Dat is een leuk gegeven, maar vervolgens is het toch best lastig om om die koeiengeluiden heen te fraseren. Ach, het is in ieder geval weer iets heel anders dan een compositie bedacht vanuit akkoorden.’ Dit is Tin Men & The Telephone in een notendop: creatief en vernieuwend, maar zeker niet al te serieus.
De band onderscheidt zich met meer elementen, zoals ook de nodige andere opkomende jongelingen. ‘We zijn wel een pianotrio, maar eigenlijk moet het als iets heel anders klinken.’ Roe bespreekt enkele facetten.
1. Goede marketing door sterke promotie en duidelijke huisstijl
‘Het image van een band is een zwaar onderschat element. Het is wat naïef gedacht dat je alleen met muziek genoeg publiek of aandacht kan trekken, zonder dat mensen verder van je horen. In die zin is het ook echt een product. Als ik iets raars kan doen, een abstract filmpje bijvoorbeeld, dan vormt dat misschien wel een trigger. Ik heb het idee dat er meer te brengen valt, behalve de muziek. En ik vind het stiekem gewoon veel te leuk om filmpjes te maken. ‘
‘We vinden het leuk om vrij te improviseren op iets wat ons op dat moment wordt gegeven.’
2. Mix van genres
‘Ik geloof dat je moet grijpen naar wat het dichtst bij je staat. En in mijn geval is dat klassieke muziek en hiphop. Je improviseert natuurlijk veel binnen jazz, maar wat ik raar vind is dat er verwacht wordt dat creativiteit alleen maar binnen de muzikale taal van jazz kan plaatsvinden. Volgens mij kon Bach geweldig improviseren, anders zou hij nooit tot zulke mooie vondsten zijn gekomen. Naast jazz ben ik daarom echt bezig om het in die hoeken te zoeken, kruisbestuivingen dus. Verder wil ik muziek creëren uit niet-muzikale elementen, dat is iets wat me al heel mijn leven boeit. Geluiden van buitenaf. Je komt erachter dat je met alles muziek kan maken…’
‘Het is wat naïef gedacht dat je alleen met muziek genoeg publiek of aandacht kan trekken …’
3. Elektronica en samples
‘Ik vind samples gewoon heel gaaf. In de live optredens bedien ik alles vanaf de piano, de toetsen zijn de interface. Ik gebruik geen pedaaltjes of externen om dat aan te sturen. Je moet akkoorden die iets in gang zetten op een bepaalde manier plaatsen en zo wordt het een beperking of opdracht die je bij het spelen krijgt. Dit laat je echt anders denken en dat is wat ik wil bereiken met muziek. Er komen ook heel veel vragen bij, maar die zorgen er juist voor dat zeker op de langere termijn het diep zal gaan.’
4. Multimediaal
‘Natuurlijk willen we in eerste instantie een muziekverlangend publiek. Het gaat er echt niet om dat we in enorme zalen staan en het een soort multimediashow wordt, we spelen ook vaak zonder beelden. Maar de interactie met het publiek, dat is wel belangrijk. We zijn nu ook bezig om het publiek letterlijk te gebruiken. Ik wil publieksreacties filmen vanaf de piano en dat direct koppelen aan de muziek, zodat het beeld in directe relatie staat met de muziek en andersom. We vinden het leuk om vrij te improviseren op iets wat ons op dat moment wordt gegeven.’
‘Volgens mij kon Bach geweldig improviseren, anders zou hij nooit tot zulke mooie vondsten zijn gekomen.’
5. Humor en zelfspot
‘De humor vind ik een belangrijk gegeven, vooral in moeilijke muziek als jazz en klassiek. Zeker in de klassieke wereld heb ik gemerkt dat mensen zichzelf heel erg serieus nemen, maar ik heb toch het vermoeden dat Mozart wel iets meer humor in gedachte had toen hij sommige van zijn werken schreef. Die zelfspot in Tin Men komt denk ik vanuit mijn hiphopverleden. Iedereen moet tijdens de repetitie heel erg oppassen met wat er gezegd wordt, want ik neem het allemaal op en kan er achteraf altijd wel iets van maken… Ik vind humor echt belangrijk, je zet een andere sfeer neer. Niet dat alles om te lachen moet zijn, maar het is een van de emoties die wij willen aanspreken.’
© Tim Sprangers, Jazz International Rotterdam 2011