Martin Fondse schreef voor Asko|Schönberg een nieuwe compositie in vier delen. Een avontuurlijke reis voor luisteraar én muzikant. ‘We ontmoeten elkaar, tasten af en beginnen aan een reis waarvan niemand weet waar die precies eindigt.’
Voldaan is Martin Fondse als we hem spreken, een dag na de premiere van Near East Up North vorige week in het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam. ‘Het was echt een bijzondere avond’ vertelt hij over de telefoon. ‘Er waren veel momenten die alleen live kunnen gebeuren. Precies waar muziek over moet gaan in mijn beleving.’
Fondse (1967) schreef en arrangeerde vele werken voor de meest uiteenlopende artiesten en ensembles. ‘Maar ik blijf vooral een jazzmuzikant’ zegt hij. ‘Sommige dingen kun je gewoon niet opschrijven. Dat is het mooie van muziek. Je gaat spelen en eigenlijk weet je nooit wat er precies gaat gebeuren. Ook bij een ensemble als Asko|Schönberg, die gewend is van blad te lezen. Improvisatie kent vele facetten. Neem de textuur van klank, die lastig is te noteren. Bij de premiere hoorde ik verrassende klanken in de ruimte. Erg mooi.”
Het idee iets te doen met Anatolische muziek in combinatie met jazz en hedendaags gecomponeerde muziek kwam van saxofonist Mete Erker. Hij zag een aantal jaren terug een optreden van de Turkse muzikant Derya Türkan, een virtuoze kemençe speler, een knieviool. Zelf half Turks besloot saxofonist Erker zijn westerse identiteit te verenigen met de knieviool van Türkan en het klankspectrum van Asko|Schönberg. Fondse, die vaak samenwerkt met Erker, zou de boel aan elkaar smeden. “Inderdaad” zegt Fondse. “Dat samenbrengen van verschillende muzikale tradities kan ik. Eigenlijk bestaat mijn hele muzikale leven eruit.”