Twintig jaar terug blies altsaxofonist Rudresh Mahanthappa opgelegde wijsjes op een cruiseship. Het was verschrikkelijk, zo zei hij ooit in een interview, dankzij een nare sfeer van alcoholisme en mensen die absoluut niet in muziek geïnteresseerd waren. Eenmaal aan wal vluchtte hij naar zijn vertrouwde woonomgeving in Colorado. Hij begon te twijfelen over zijn professie. Op deze manier muziek maken, dat nooit meer. Dan liever stoppen.
Dat gebeurde gelukkig niet. Mahanthappa besloot enkel dat te doen waar hij volledig achterstond. En dus verscheen hij nog wel op bruiloften, maar blies dan solo’s die totaal niet rijmden met de feestnummers. Dat hij niet kon rekenen op een nieuwe uitnodiging van de betreffende bands, jammer dan. Hij kon zichzelf in ieder geval recht in de spiegel aankijken.
Op deze manier muziek maken, dat nooit meer. Dan liever stoppen.
Gecompliceerd en persoonlijk
Mahanthappa (1971) is dit jaar door DownBeat Critics Poll, van grote waarde in de jazzwereld, uitgeroepen tot de beste altsaxofonist ter wereld. Een grote eer, zo noemt hij het zelf, maar het doet hem verder vrij weinig. Hij is al lang blij dat hij zijn muziek in alle vrijheid kan maken met de muzikanten die hij zelf uitzoekt of toevallig tegen het lijf loopt. De muziek van de Amerikaanse altsaxofonist is gebouwd op een sterke structuur met gecompliceerde ritmes en melodieën, maar binnen zijn organisatie ligt een enorme ruimte voor persoonlijke expressie. Het is deze tegenstelling die Mahanthappa het best karakteriseert: de oneindige zoektocht naar de vrijheid tussen de kop en het hart.
Jazz en raga’s
Dit vormt ook een grote reden waarom hij zich zo wroet in de Indiase muziek. Het duurde een tijdje voor de saxofonist zich realiseerde dat jazz en raga’s een hoop gemeen hebben. Lang is hij het uit de weg gegaan, ook als een soort recalcitrantie naar het verwachtingspatroon dat om hem heen werd geschept. Want wanneer gaat hij nou eens iets met Indiase muzikanten doen met zo’n Indiase achtergrond? Nee, niets daarvan, vond Mahanthappa, ik ben een Amerikaan in hart en nieren en maak dus Westerse muziek. Totdat hij vanuit een muzikaal oogpunt ontdekte dat de Indiase muziek hartstikke interessant is. Het kan misschien wat ingewikkeld klinken, maar stiekem swingt het als de pest en ontploft de Oosterse muziek van energie. Net zoals jazz dat kan hebben.
Het is deze tegenstelling die Mahanthappa het best karakteriseert: de oneindige zoektocht naar de vrijheid tussen de kop en het hart.
Hoogtepunt
Zijn eerste contact met de Indiase saxgoeroe Kadri Gopalnath zorgde voor een ommekeer. Ze namen zelfs een plaat op, Kinsmen (2008), wat een flink succes werd. Mahanthappa was onder de indruk van de onmogelijke technieken van Gopalnath die microtonale klanken uit zijn sax wist te toveren. Hij stortte zich volledig in de tala’s en raga’s en ontdekte een nieuwe wereld. Afgelopen zomer stond hij op North Sea Jazz met zijn Indo-Pak Coalition (met gitarist Rez Abbasi en tabla-speler Dan Weiss) en Samdhi, zijn huidige fusieband met onder andere een bespeler van de mridangam, een Indiase trommel. Deze laatste elektro-akoestische band overtuigde in Rotterdam, vooral dankzij de bijna vervreemdende elektrische gitaar van David Gilmore en de dikke drummer Damion Reid. Mahanthappa’s stijlenmoes lijkt hiermee een hoogtepunt te hebben bereikt.
Maar niet het einde, want hij zal blijven zoeken naar nieuwe klanken. Het is zijn grootste angst, om in herhalingen te vervallen. Als muzikant moet je jezelf blijven ontdekken. Hij is hierin bijna obsessief. Bij toeval gaf een leraar hem een keer een plaat van de oude meester Bunky Green. Mahanthappa raakte opslag verliefd en zocht Green vaker op met de hoop ooit met hem te kunnen samenspelen. Het lukte, en de cd die vorig jaar verscheen, Apex, is een parel.
Het is zijn grootste angst, om in herhalingen te vervallen.
Bombastische ladders
En toch is hij niet geliefd bij iedereen. Zijn muziek wordt wel eens te mathematisch gevonden of te bedacht. Niet gek, want als hij met zijn kameraden Steve Lehman (altsax) en Vijay Iyer (piano) op het podium staat, kunnen zij zich begeven in een geniale gedachtewereld die slechts met heel veel concentratie en zelfs kennis betreden kan worden. Niet altijd spreekt de muziek voor zich. Ook kunnen de moeilijke, soms wat bombastische ladders wat vermoeiend klinken. Maar als je zijn constructie kan binnendringen raakt de belevenis nog intenser en zul je horen dat hij als geen ander in het moment kan musiceren.
© Tim Sprangers, Jazz International Rotterdam 2011
U mag vrijelijk citeren uit dit artikel zolang de bron vermeld wordt. (Een link naar www.jazzinternationalrotterdam.nl wordt gewaardeerd). U bent ook welkom om dit artikel in z’n geheel te plaatsen op uw website, maar plaats dan de volgende link en naamsvermelding onderaan het artikel: © Tim Sprangers voor www.jazzinternationalrotterdam.nl.