Aan de hand van een trend, gebeurtenis, interesse of markant gegeven bespreekt jazzjournalist Tim Sprangers (o.a. Volkskrant) elke maand recent uitgebrachte cd’s.
DEEL VI (september 2012)
Orkestrale rijkdom
Er zijn jazzluisteraars die niets moeten hebben van grote ensembles, laat staan orkesten of bigbands. Te bedacht, te klassiek. De basis van jazz ligt in improvisatie en spontaniteit. Niet met z’n allen verdrinken in de partituren, waar gezapige gezelschappen zich nog al eens aan schuldig maken. Simpelweg saai.
Maar dat zijn vooral luisteraars die niet beseffen hoe mooi en groots het bereik kan zijn van orkesten. En wat een ongelooflijk rijke kleurschakeringen een omvangrijk gezelschap in zijn mars heeft. Daarbij: ook grotere ensembles kunnen elastisch te werk gaan. Improvisatie is niet uitgesloten, sterker nog, improvisatie kan voor orkesten zelfs de enige houvast zijn. Een groter aantal muzikanten heeft juist meerdere mogelijkheden, met uiteenlopende persoonlijke achtergronden die de fantasieën van de luisteraar nog beter kunnen strelen.
![]() |
Electric BarbarianTot de meest eclectische jazzensembles van de afgelopen tien jaar behoort zonder meer Electric Barbarian. Met roots in Groningen, maar ook Amerikaanse en vooral Belgische bandleden in de gelederen omhelst deze band (tien man sterk) buiten jazzimprovisatie elementen uit de hiphop, funk, drum ’n bass en turntablism. Daarbij gaat bandleider- en oprichter Floris Vermeulen graag de interactie aan met vocalisten. Op hun nieuwe plaat vervult schrijver/dichter Langston Hughes (1902-1967) een glansrol. Hughes is een belangrijk figuur binnen de Afro-Amerikaanse bewustwording in de eerste helft van de 20ste eeuw en was onderdeel van de Harlem Renaissance. Zijn jazzpoetry, vaak geïnspireerd door ritmes en klankkleuren van de jazz nam Vermeulen als uitgangspunt voor ‘The Ghost of Langston Hughes’. Een inmiddels langlopend project, de cd verschijnt geruime tijd na de eerste optredens. Het is een boeiend werk waarin de door Hughes zelf gesproken teksten op allerlei manieren van commentaar en kleur worden voorzien. Zijn fijne, verhalende baritonstem transformeert zich in avontuurlijke arrangementen tot een volwaardig instrument. Denk aan scratching met unisono strijkpartijen en naar het dichtritme gevormde beats, of juist andersom als de vocalen worden vertraagd naar de muziek. DJ Lamont en DJ Grazzhoppa (al jaren partner van Vermeulen) zorgen voor de hiphopvibe. Vooral de vanzelfsprekende combinatie van elektronische en akoestische instrumenten klinkt kundig en nooit, zoals vaak wordt vertoond in deze mix, gekunsteld. Onder lekkere James Brown snaredrumritmes pompt een vette beat en een overstuurde fender rhodes mixt heerlijk met het strijkkwartet terwijl Hughes’ gedichten in de verte stotteren. Mooi is de klankenverkenning van een kale contrabaslijn, pizzicato vioolgetokkel en geïmproviseerde strijkpassage. En zelden klonk een rustieke trompet zo prettig op een drukke drum ’n bass beat. Electric Barbarian: Barb Wire. W.E.R.F. |
![]() |
Arild Andersen & Scottish National Jazz Orchestra (directed by Tommy Smith)Er is, buiten de uitstekende kwaliteit, niet heel veel bijzonders aan het Scottish National Jazz Orchestra, maar voornamelijk dit unieke project maakt deze plaat het bespreken waard. Wellicht nog in het verlengde van de 40-jarige verjaardag van het Duitse label ECM Records, ontstond het plan om een soort ‘best of’ cd te maken. Geen verzameling eerder verschenen nummers, maar nieuwe uitvoeringen door een orkest. Bedenker Tommy Smith, leider van SNJO, heeft de leiding, bassist Arild Andersen is de solist. De laatste behoort tot de frontfiguren van ECM. Dat lijkt toch behoorlijk tegenstrijdig. Het label wordt geroemd om zijn minimale klankexperimenten, weidsheid in composities en daar waar alle 1200 platen vijf seconden mee beginnen: stilte. Dan is een groots blaasorkest niet voor de hand liggend. Maar het past wonderlijk. De live registraties van een concert in Glasgow vormen een bijzonder fraaie plaat. Stukken van Dave Holland, Jan Garbarek, Chick Corea, Trygve Seim, Keith Jarrett en Andersen zelf zijn herschreven door verschillende arrangeurs als Geoffrey Keezer en Makoto Ozone. Het zijn uiteenlopende composities die het orkest tot een herkenbaar geluid kneedt. Anderson heeft met zijn vele solo’s de leiding, maar het is vooral het fantastische kleurenpalet van het orkest dat deze cd zo goed maakt. Melodieën worden herhaaldelijk in verschillende samenstellingen gespeeld en gaan langzaam over in zalvende blaaskoren. Het respect voor de originele composities, en nog belangrijker, de sfeer, blijft gewaarborgd door de uitgekiende balans tussen improvisaties in kleinere bezettingen (met mooie rollen voor de basklarinet en met blote handen bespeelde drums) in combinatie met voorzichtige orkestkleuringen. Slechts een enkele keer, zoals in het indrukwekkende Independency gooien de blazers alle remmen los, maar ook dat past in het filmisch aandoende album. Het orkest speelt nooit dwingend, vooral bedeesd en geduldig. Dat de composities zulke grootschalige bewerkingen aankunnen zegt een hoop over de arrangeurs en de kwaliteit van het orkest, maar nog het meest over de composities zelf: zij bevatten die hartelijke openheid en ontvankelijkheid waar het ECM label om bekend staat. Arild Andersen & Scottish National Jazz Orchestra (directed by Tommy Smith): Celebration. ECM Records |
![]() |
Royal Improvisers OrchestraDe combinatie van vrije improvisatie en een orkest lijkt moeilijk te verenigen. Goede vrije muziek heeft als basis luisteren naar elkaar en om helder naar een verhaal van een man of twintig te luisteren, terwijl je ook nog eens moet musiceren vanuit eigen intuïtie, dat kan alleen maar uitlopen op een kakofonie. Of complete stilte. Butch Morris hield zijn impro-orkest bijeen door voor zijn groep te staan en met hand en dirigeerstok de muzikanten bijeen te houden. Conduction noemde hij het: een gestructureerde vorm van improvisatie. Het klinkt lichtelijk krom, maar hoe beter de muzikanten elkaar kennen, des te boeiender de improvisatie doorgaans klinkt. Ze kennen elkaars taal, en kunnen elkaar hierin opzoeken of juist jagen naar hoeken waarin ze weten dat de ander hordes moet nemen die hem niet liggen. Helemaal ‘vrij’, of ‘codeloos’ is het gesprek niet, maar goed, zonder regels is interactie überhaupt onmogelijk. Leider van The Royal Improvisers Orchestra (RIO) Yedo Gibson, een in Nederland woonachtige Braziliaanse rietblazer, beseft dat je met een groot gezelschap moeilijk volledig vrij kan musiceren. Hij streeft in zijn unieke orkest (met muzikanten uit ongeveer tien landen) vooral naar een authentieke taal. Hiervoor had hij in het begin Morris’ methode nodig, maar inmiddels traden ze veelvuldig op en krijgt hun idioom steeds beter vorm. Deze eerste cd bevat opnames uit 2008, in de beginfase van RIO. Buiten de ongelooflijke variatie binnen het instrumentarium, valt vooral de eigenzinnigheid en initiatiefrijkheid van de muzikanten op. Ze komen uit allerlei muzikale werelden en hebben eigenlijk maar een gemeenschappelijk interesse: improvisatie. Liefde voor spontaniteit in combinatie met het besef dat je iets te vertellen hebt. Samen vormt dat een bom aan klankamalgamen, maffe climaxen of angstige lachsalvo’s. Uit de harp klinkt een sprookje, terwijl de dissonante fluiten overstemmen. Als de drumstokjes van gast Han Bennink over de vloer kletteren, discussiëren vrouwenstemmen terwijl een stoomboot verder weg eens toetert. Je hoort dat een dirigent de enthousiastelingen stuurt, in een soms wat richtingsloze onwennigheid, maar nu al voert RIO je langs de meest wilde verbeeldingen, gebracht door jonge improvisatoren die samen een kwadratisch geheel vormen. Royal Improvisers Orchestra: Live at the Bimhuis. RioT Impro 01 |