Als kind werd componist, bassist en bandleider Camiel Jansen verliefd op het verhalende karakter van de klassieke muziek. Die lange, thematische bogen miste hij tijdens zijn jazzstudie aan het conservatorium. Hij vond daarom dat het tijd werd om die twee werelden wat dichter bij elkaar te brengen. Voilà, de genesis van de IKARAI, een band waarvan de muziek zoveel meer is dan de som der contrasterende delen. “Het bewegen van Muhammad Ali doet denken aan het improviseren in de jazz.”
Kun je iets vertellen over je eerste muzikale ervaringen?
“Ten eerste: ik heb altijd al muzikant willen worden, dat heeft er van kind af aan in gezeten. Eerst kreeg ik klassiek pianoles, maar in de puberteit werd de klassieke muziek minder interessant. Toen mijn beste vrienden een bandje begonnen, hadden zij natuurlijk een sukkel nodig op basgitaar, en dat ben ik toen maar geworden. Doordat ik daarna met jazz in aanraking kwam, stapte ik over op contrabas en deed ik daarna auditie voor het conservatorium. En de rest is, zal ik maar zeggen, history.”
IKARAI heeft niet bepaald een standaard jazzbezetting…
“Klopt! Het verhaal is eigenlijk dit: mijn eerste muzikale vorming als kind kreeg ik door mijn klassieke pianolessen en die lange bogen, dat verhalende karakter van die muziek miste ik heel erg tijdens mijn jazzstudie. Ik ervoer de jazz destijds als een nogal droge materie en vond eigenlijk dat klassiek en jazz elkaar te weinig ontmoetten. Tijdens die studie ontmoette ik pianist Julian Schneemann, wiens verhaal en inzichten sterk met die van mij overeenkwamen. We wilden een band die bestond uit een piano jazztrio met drie strijkers, met verhalende composities met lange bogen en improvisaties op hoog niveau. Die strijkers wilden we centraal stellen door hen niet alleen maar een begeleidende rol te geven.”
Bij strijkers denk je vaak aan klassiek opgeleide musici…
“Violiste Tessel Hersbach heeft inderdaad hardcore klassieke muziek gestudeerd, maar cellist Bence Huszar en altvioliste Yanna Pelser hebben na hun klassieke studie ook nog lichte muziek en improvisatie gedaan. Ik kende hen niet persoonlijk, maar ik heb ze gewoon gebeld en het toeval wilde dat we een enorme klik bleken te hebben.
Met Muhammad hebben jullie een theatraal concert gemaakt over de legendarische bokser Muhammad Ali. Waar komt zoiets uit voort?
“Uit pure bewondering! Als kind keek ik altijd al naar de films van zijn wedstrijden. Ik was betoverd door die man en zijn imago. De laatste vijf jaar ben ik mij heel erg in hem gaan verdiepen en elke keer als ik die man hoorde praten, zag bewegen of hoorde slaan, dan hoorde ik daar muziek bij. Zijn manier van praten en bewegen komt uit een improviserende gedachte. Hij doet alles op intuïtie en die intuïtie is heel sterk. En vervolgens verwoordt hij het allemaal supermooi en beweegt hij supermooi en weet hij precies wat een tegenstander gaat doen. En dat doet mij een beetje denken – en dat klinkt misschien heel cheesy, maar ik voel het wél zo – aan het improviseren van jazz. Het is allemaal afkomstig uit het zelfde plekje van het brein.”
Wat kan het publiek verwachten als het naar jullie komt kijken en luisteren?
“We hebben zijn meeste legendarisch wedstrijd op muziek gezet en we hebben het podium omgebouwd tot een boksring. De Rumble in the Jungletegen George Foreman: die wedstrijd hebben we verklankt en versneden met fragmenten uit gedichten en speeches van Ali. Een ode aan een groot bokser met een wedstrijd als instrument.”