Door Mischa Andriessen
Terwijl jazzstudenten wereldwijd vele uren zwoegen op toonladders en andere technische oefeningen, pakken de docenten op het conservatorium van Trondheim het heel anders aan: de jazzopleiding staat er voornamelijk in het teken van leren luisteren. Het daar uitgedachte systeem dat aspirant jazzmuzikanten leert vertrouwen op hun oren in plaats van de theorie levert eigenwijze musici op die na vier jaar jazzstudie gerust kiezen voor een carrière in de alternatieve pop of rock. Of zich sowieso weinig van genres en stijlen aantrekken. Denk aan een band als Jaga Jazzist, welk label moet je daarop plakken? Uit Jaga Jazzist kwam onder meer The Shining voort, een band die jazz met black metal combineert. Ook trompettist Matthias Eick speelde in Jaga Jazzist, nu combineert hij Amerikaanse volksmuziek met Noorse, en vanzelfsprekend met jazz.
het cliché van de sobere voortkabbelende muziek die rustieke, lege landschappen zou weerspiegelen gaat niet op.
Algemene uitspraken over zo’n groot gebied als de Scandinavische landen, Finland en de Baltische staten leiden al snel tot onhoudbare generalisaties. Toch is het een onmiskenbaar feit dat musici uit die contreien een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de Europese jazz en geïmproviseerde muziek. Jazzschrijver Stuart Nicholson wierp jaren terug al de retorische vraag op ‘Is jazz dead or has it moved to another address?’ Het laatste natuurlijk, volgens Nicholson was de jazz die ertoe deed verhuisd naar de Noordelijke Europese landen.

Waarom? Enerzijds omdat de omstandigheden voor musici er doorgaans goed zijn. Landen als Noorwegen en Denemarken kennen veel ondersteunende regelingen die musici in staat stellen te spelen met buitenlandse vedetten, dan wel tournees te organiseren of opnames te realiseren. Dan is er ook nog eens geld om dat allemaal te promoten. Daarnaast, en dat is uiteindelijk belangrijker, hebben veel musici uit The Nordic blijk gegeven van een mentaliteit waarin twee wezenlijke eigenschapen werden verenigd: openheid en collegialiteit. Het vizier stond en staat breed afgesteld. Elementen uit klassiek, pop of folk waren bij de jazzmusici vaak welkom. In plaats van elkaar de loef af te steken en te beconcurreren in jamsessies, werd en wordt er schijnbaar graag samengewerkt. Volgens Nicholson heeft het Amerikaanse systeem ertoe geleid dat musici daar vooral in extremen vervallen: wie kan het hardst? het snelst? wie speelt de meeste of de vreemdste noten? In het noorden gunnen musici zich meer tijd, geven ze elkaar meer ruimte.
De bekende weg, grenzen; de beste Noordse musici doen er niet aan.
Twee woorden vallen zeer vaak in besprekingen van de Noordse muziek. Het ene is ruimtelijkheid. Het tweede: sferisch. Ervan afgezien dat sferisch kegelvormig betekent en dus eigenlijk nergens op slaat, zijn beide begrippen vooral van toepassing op een deel van de ECM-catalogus. Dat Duitse label heeft veel jazz uit de Noordse landen op de kaart gezet, maar met een esthetiek die bepaald niet op alle muziek uit die contreien van toepassing is. Trouwens ook niet voor alle Noordse muziek op het ECM-label zelf. Musici als saxofonist Jan Garbarek of pianist Bobo Stenson mogen nu dan inderdaad vrij ademende en sfeervolle muziek maken, maar pak hun vroege platen voor ECM er maar eens bij. Stenson in zijn jonge jaren dat is niet eens onstuimig, maar soms zelfs ruig. Maar ook later wanneer de Zweedse pianist gas terugneemt, gaat het cliché van de sobere voortkabbelende muziek die rustieke, lege landschappen zou weerspiegelen niet op. Er gebeurt nog altijd ontzettend veel in de muziek van Stenson. Het zit nu alleen wat meer verstopt.
Dit is het eerste deel uit Nordic Jazz: het kompas op anders van Mischa Andriessen. Het hele artikel is te lezen in het programmaboek van Festival Jazz International Rotterdam 2017.