Het nieuwe album van CaboCubaJazz heet Corason Africano. In die plaat ligt de basis besloten van veel traditionele Cubaanse en Kaapverdische ritmes. Een transatlantisch project dat een brug slaat tussen verschillende continenten, muzikale stijlen en culturen. We spraken bandleider en percussionist Nils Fischer over zijn geliefde band die hij in 2008 samen met de Kaapverdische meesterpianist Carlos Matos oprichtte. Op vrijdag 21 april presenteert CaboCubaJazz hun nieuwe album bij Jazz International Rotterdam in de Doelen.
De Buena Vista Social Club staat voor veel mensen als hét voorbeeld van Cubaanse muziek. CaboCubaJazz gaat verder en betrekt weer andere stijlen en culturele waarden in de muziek. Kun je genres en stijlen blijven vernieuwen?
“Ik denk dat er niets mis is met traditionele genres. Die constante vraag naar verandering heeft iets onmenselijks. Je kunt niet constant vernieuwen. Muziek moet vooral lekker en warm aanvoelen naar mijn mening. Neem Coleman Hawkins, die speelde meestal dezelfde solo over het nummer Body and Soul. En als Ruben Blades het waagt niet dezelfde “pregónes” te zingen bij Plastico zoals hij deed in 1977 gooien de kenners met tomaten. Goed, binnen het kader heb je natuurlijk meer en minder interessante arrangementen en uitvoeringen. Maar die beoordeling hangt natuurlijk weer af van ieders smaak, stemming, ervaring en socialisatie! Muziek, traditioneel, vernieuwend of experimenteel, moet je vooral in z’n waarde laten. Zodra een stuk iets betekent voor iemand is het goed, al was het maar voor de muzikant zelf, toch? Dat neemt niet weg dat ik voor mezelf altijd probeer iets te doen wat mij een blij gevoel geeft, anders te doen dan anderen en zo misschien iets nieuws toe te voegen aan de muziek. We hebben hier in Nederland een internationaal georiënteerde muziekscène. Dat helpt natuurlijk enorm. Er zijn zoveel invloeden. Het komt hier op neer: denk niet in categorieën van traditie en vernieuwing. Het is allemaal muziek!”
Hoe verklaar je eigenlijk de populariteit van Latijns-Amerikaanse muziek in Europa?
“Het swingt, en dat hebben we hier hard nodig.”
Het nieuwste album van CaboCubaJazz heet Corason Africano. Hoe klinkt dat?
“Ik zou zeggen, kom op 21 april naar De Doelen. De muziek spreekt voor zich natuurlijk” zegt Fischer lachend. “Maar goed, Corason Africano is eigenlijk een logisch vervolg op ons eerste album Rikeza y Valor. De muziek die wij spelen wordt ook wel ‘transatlantische cross-over’ genoemd, met als grootste inspiratiebron het continent Afrika, waar de oorsprong van de Cubaanse en Kaapverdische muziek ligt. Corason Africano betekent ‘hart van Afrika’. En uit dat hart komt bijna alles. De titeltrack van Boy Gé Mendes is daar een mooi voorbeeld van.”
Je groeide op in Duitsland, het land van grote klassieke componisten. Nu behoor je tot de top van percussionisten binnen de Latijns-Amerikaanse muziekscene. Waar komt de passie voor Afrikaanse, Cubaanse en Kaapverdische muziek vandaan?
“Dankjewel. Er zijn zo veel goede percussionisten. Ik doe mijn best” lacht Fischer. “Bij mij thuis maakte iedereen muziek. We luisterden naar Blood, Sweat & Tears, Al Jarreau, Marvin Gaye, Cal Tjader, Paquito D’Rivera. Dat heeft me enorm geïnspireerd. Ik herinner mij een concert van Irakere met percussionist Jorge ‘El Niño’ Alfonso. Ik was verkocht.”
En de klassieke muziek?
“Klassieke muziek heb ik pas écht ontdekt via vrienden die al muziek studeerden én bij de lessen westerse muziekgeschiedenis die ik later volgde op het Codarts conservatorium in Rotterdam van Erica de Wijs. Dat waren echt eye-openers! Ik luister trouwens vaak naar klassieke muziek als ik thuiskom na een nachtelijk optreden met veel cowbells en conga’s” zegt Fischer.
Waarom koos je eigenlijk voor percussie? En niet voor het drumstel?
“Ik houd erg van drums, maar toen ik percussie begon te spelen had ik al direct optredens. Dat was erg bemoedigend. Ik heb daar toen al mijn energie ingestoken.”
Techniek is belangrijk, maar je moet het los laten als je het beheerst, zei je eens. Wat is daarvan het resultaat?
“Het begrip techniek wordt vaak verkeerd gebruikt vind ik. Ik zou het speelmotoriek willen noemen. Het is de motoriek die je in staat stelt je boodschap over te brengen of minder pretentieus gezegd, lol te hebben met je instrument en je medemusici. Als je voldoende vergroeid bent met je instrument – het is een doorgaand proces natuurlijk – bespeel je het instrument niet meer maar wordt het een manier van communiceren.”