Een herinnering. Op een dag wipt hij bij me langs om wat concertposters af te leveren. We praten wat in de keuken over zijn trio, waarmee hij de volgende maand in de Doelen zal spelen. ’Het wordt te gek’ verzekert hij mij. Wat opvalt is zijn Rotterdamse tongval en ik maak er een opmerking over. Komt hij misschien uit de havenstad? Zeker, en vol trots worden de Rotterdamse wortels uit de doeken gedaan. Rembrandt werd weliswaar geboren in Rotterdam, maar woonde er nooit. Hij groeide op in Oud Beijerland, volgde het conservatorium in Den Haag en kwam na wat omzwervingen – hij woonde een jaar in Caïro en studeerde in New York – in Den Haag terecht. “Er wonen dertien pianisten bij mij in de straat.”
Bij zijn ouders thuis werd er veel gemusiceerd. De voormalig boerderij die zij bewoonden bood genoeg ruimte voor de bigband van vader Frerichs, die twee keer per week met zijn groep repeteerde. “Die speelden van dat traditionele bigbandwerk. Dat maakte altijd wel veel indruk op mij” zegt Rembrandt, die ik dit keer tref in een koffietent nabij het centraal station in Den Haag. Op zijn zestiende verjaardag krijgt hij van zijn beste vriend een album met het verzamelde werk van allerlei Blue Note artiesten, met daarop ook de muziek van jazzpianist Herbie Hancock. Zijn waardering voor muziek maakt plaats voor een onvoorwaardelijke liefde.
Inmiddels is Rembrandt alom vertegenwoordigd. Zijn debuut op North Sea Jazz in 2000 markeert het begin van een indrukwekkende carrière met optredens in legendarische jazzclubs, carte blanche-series én de ontwikkeling van een nieuwe en indrukwekkende signatuur die hij zich begint eigen te maken op de fortepiano. Met steun van het Nationaal Muziekinstrumentenfonds liet hij een uniek exemplaar bouwen door de Belg Chris Maene om de poëzie in de muziek te kunnen laten spreken. “Met het trio werken we veel samen met musici uit het Midden-Oosten” zegt Rembrandt . “De experimenten met Arabische musici liepen wel eens stuk op de harde klank van de vleugel. Die overstemt zo erg en geeft een dichtgesmeerde totaalklank. Gelukkig kwam onze drummer Vinsent Planjer op het geniale idee het eens te proberen met een fortepiano. Je krijgt dan meer interactie met het publiek zonder virtuoos te hoeven knallen.”
Opeens staat er een spreekwoordelijke knalroze olifant in je studio
Die fortepiano is er dus gekomen. Toch voelde Rembrandt zich in het begin geïntimideerd door zijn nieuwe instrument. “Ik was er helemaal ondersteboven van” zegt hij. “Opeens staat er een spreekwoordelijke knalroze olifant in je studio. Daar moet je dan iets mee. Zo’n fortepiano kost ook niet niks.” Maene bouwde een kopie van een Walter-piano uit 1790. “Een exemplaar waar Mozart ook op speelde destijds. Helemaal van hout en het weegt maar 90 kilo, met hamertjes van leer. Alleen weet je niet welke danspartner je toegewezen krijgt” zucht Rembrandt grappend. “Dat is bij een vleugel wel anders. Die staat er al als je ‘m koopt. Je kiest op klank en speelcomfort. Maar Chris Maene zegt dat klank een abstract begrip is. Zo’n instrument gaat zich toch een beetje schikken naar de bespeler. En hij heeft gelijk, ik voel me al een stuk comfortabeler op het instrument.”
De fortepiano geeft Rembrandt ook weer ideeën voor nieuwe composities. “Ik bouw graag aan kleine universumpjes. Weliswaar ben ik autodidact als het op componeren aan komt, maar dat is ook mijn zegening. Ik hoef me niet blind te staren op allemaal opgelegde componeerregeltjes. Het liefst ga ik het gesprek aan met de musicus voor wie ik het stuk schrijf. Daarna vraag ik mezelf af wat hij nodig heeft. Zo wordt het een work in progress en hoef je je niet druk te maken of de compositie wel past bij de speler voor wie je het schrijft. Vanuit een ivoren toren iets naar musici toewerpen, daar houd ik niet zo van.”
Vanuit een ivoren toren iets naar musici toewerpen, daar houd ik niet zo van.
Componeren doet Frerichs ook voor het eigen trio, een hechte groep, met een verraderlijke klassieke ondertoon. Hoe sterk de hang naar oude klanken ook is bij deze musici, ze weten je altijd weer bij de lurven te pakken door ogenschijnlijk willekeurig te strooien met van die heerlijke jazzloopjes die je thuisbrengen bij waar je voor kwam; de jazzmuziek.
Maar wat maakt de klassieke Perzische muziek zo aantrekkelijk? Volgens Rembrandt is het de klankbeleving die zich gevormd heeft door de eeuwen heen. “Uit Iran komt zoveel prachtige muziek, die je doet hunkeren naar een oude wereld én op het zelfde moment tijdloos is. Dat wil ik graag delen met de luisteraar en deze muziek leent zich daar toevallig erg goed voor.” Vorig jaar ontmoette Frerichs de Iraanse târ-virtuoos Hossein Alizadeh in ’s Hertogenbosh waar hij in opdracht van November Music een compositieopdracht voor het slotconcert leverde voor acht cello’s, piano én târ. “Alizadeh is dé grote man van de Perzische klassieke muziek. Hij is een van mijn favorieten. Ik had eigenlijk niet gedacht ooit met hem samen te spelen.”