Aan de hand van een trend, gebeurtenis, interesse of markant gegeven bespreekt jazzjournalist Tim Sprangers (o.a. Volkskrant) elke maand recent uitgebrachte cd’s.
DEEL VII (oktober 2012)
Er kan in diverse media nogal eens denigrerend gedaan worden over de op-en-top Amerikaanse jazzmuziek. Muziek met een duidelijke hang naar het winnen van een groot publiek, commercieel ingesteld dus. Ergens begrijpelijk, aangezien jazz zich heeft ontwikkeld naar een kunstgenre, dat nooit het winnen van het publiek als leidraad mag hebben. Maar misschien wel eens onterecht, omdat recreatie altijd onderdeel is geweest van jazzmuziek.
Dat ‘Amerikaanse’ kan ook liggen in het theatrale van de acteurs en de vaak overgeproduceerde albums. Of een betrouwbare sound, voorspelbare liedvormen, instrumentbezetting en bijvoorbeeld gladde albumcover. Zo’n laatste facet is moeilijk te duiden of ontleden, niet in het minste geval omdat het aan smaak onderhevig is.
De essentie bevindt zich op de grens van entertainment (zonder knipoog) en kunst. Dat ligt niet zo eenvoudig. Een poging: kunstmuziek begint met de streling van fantasie. In tekst, vorm en inhoud. Bij de amuserende Amerikaanse jazzmuziek ligt de emotie op de oppervlakte. Panklaar gegeven in de tekst, in de geluiden, in de doorzichtige structuur. We weten hoe we ons moeten voelen, omdat clichés en conventies die deze emoties vertegenwoordigen ons Westerlingen bekend zijn. Cultuurfilosoof Theodor Adorno zag hierin het kwaad. We zijn geïndoctrineerd door deze in massaproductie opgesloten regels die zelfstandig, onafhankelijk denken onmogelijk maken. Het maakt de mens dom. Hoewel de schijn wordt hooggehouden dat je je onderscheidt (pseudo-individualisering), zorgt het kapitalisme voor vervlakking dankzij de standaardisatie van en door populaire cultuuruitingen.
Dat schreef hij al in de jaren veertig, toen populaire cultuur in de kinderschoenen stond. Een voorziende blik? Misschien met een pessimistische levenshouding.
Feit is dat het simpelweg lekker kan voelen om te luisteren naar een steengoed geproduceerde, Amerikaanse jazzplaat. Je verwonderen over de techniek of duizelen bij een Disney akkoord. Helemaal niets verkeerds aan, mits je je er bewust van bent. Zie het als amusement. Daarin ligt het verschil; beoordeel entertainment niet met de waarden van kunst, tenzij het die pretentie heeft. Wel mag een cd afgerekend worden op kwaliteit, dat los staat van de verschillende kenmerken van kunst of entertainment.
Anderzijds is het uiteraard gezond om je te laten inspireren door iets wat buiten je bevattingsvermogen ligt. Zoals in muziek: maffe geluiden, ongehoorde instrumentcombinaties, zinnenprikkelende interacties en onverwachte kreten. Dat wat je wakker schudt uit de routine, het dagelijkse en doordringt tot buiten je eigen realiteit, waardoor je moet gaan roeren in eigen verbeeldingen. Goed voor de relativering.
We pikken drie net verschenen op-en-top Amerikaanse platen uit de bak.
![]() |
Diana KrallZangeres Diana Krall behoort tot de meest succesvolle jazzzangeressen van de afgelopen twee decennia, gezien haar vele nummer één noteringen in de (Amerikaanse) jazzlijsten. Ze verkocht wereldwijd ruim vijftien miljoen albums. Maar lang niet iedereen is dol op haar. Oorzaak is haar wat arrogante, ongeïnteresseerde houding en ook over haar stem is niet iedereen enthousiast. Krall zingt een tik zeurderig, voor sommigen onnatuurlijk zwoel, met een merkwaardige luie praattiming. Meningen lopen totaal uiteen over haar vocalen, en die controverse maken de zangeres interessant. De reden waarom Diana Krall tot nog toe zonder meer als pure entertainer gezien kon worden, lag vooral in haar muzikaal vlakke producties. Over de top romantisch, met de emoties gelijk op je bord en nergens ruimte of aanleiding om tot eigen beelden te komen. Muziek voor de romantische komediefilm, tijdens de scene met kaarslichtjes, waarbij je ongegeneerd mag zwijmelen binnen de kaders. Ze won er al twee grammy’s mee. Haar nieuwe plaat Glad Rag Doll breekt met deze traditie. Krall vond inspiratie in muziek uit de jaren twintig en dertig en wil het verhaal vertellen van de semi-erotische, geheimzinnige vrouwelijke filmsterren. Het tragische karakter van dit onderwerp is inderdaad een mooie voedingsbodem voor muziek. Ze leende wat van de contacten van haar man Elvis Costello. Topproducer T Bone Burnett zorgde voor de productie en ook Costello’s vaste gitarist, Marc Ribot, heeft een prominente rol. Vooral die laatste injecteert het album met een portie avontuur en spannende geluiden die altijd ver van Kralls idioom afstonden. Ribot scheurt op elektrische gitaar, begeleidt akoestisch erg fraai en brengt ook op bas en banjo de verfrissende klanken. Hij lijkt Krall te inspireren in haar pianospel dat vaker fel en enthousiast klinkt. De hergeschreven stukken uit het begin van de vorige eeuw zijn verzorgd en aanstekelijk, hoewel je na een paar nummers wel weet wat het idee is. Kralls stem leent zich goed voor de geregeld hoekige ritmes en korte refreinen waar ze zich gemanierd doorheen weer te mommelzingen. Diana Krall: Glad Rag Doll. Verve Music Group. |
![]() |
Lee RitenourVoor zijn nieuwe cd heeft gitarist Lee Ritenour, ruim 35 jaar in het vak, gekozen voor verschillende bezettingen met telkens bijzonder bekende muzikanten. Denk aan Kurt Elling, Christian McBride, Dave Weckl, Larry Goldings, Dave Grusin, Chick Corea en George Duke. Ritenour staat bekend om zijn modeltechniek, softe composities en pakkende thema’s. De eighties sound, inclusief sythesizers komen ook op deze plaat terug. Dat maakt hem allerminst een vernieuwende, spannende gitarist. Ritenour klinkt, ook dankzij zijn opzichtige effecten, niet eigentijds. Verrassend genoeg heeft Ritenour gekozen voor enkele nummers die een Europese kwetsbaarheid bevatten waar je slechts met heel voorzichtige vingers aan mag zitten. Nick Drakes River Man bijvoorbeeld, tevens een favoriet van Brad Mehldau, en ook twee nummers van het wijlen Esbjörn Svensson Trio. Dat experiment is niet geslaagd. De gepolijste strot van zanger Kurt Elling is het absolute tegenbeeld van de breekbare Drake. Eenzelfde tegenstelling ligt in de ritmische bopkoning Christian McBride versus de typisch melodieuze bassist Dan Berglund van E.S.T. En echt storend zijn de voorspelbare licks van Ritenour in zulke fragiele composities. De combinatie is heel gevaarlijk. Maar vertrouwd en veilig klinkt het wel. En dat is wat een liefhebber zoekt in muziek van Ritenour. Zijn techniek is feilloos en bevat dat befaamde cleane karakter. Bekende maniertjes klinken op momenten dat je ze verwacht. De productie en mix zitten superstrak in elkaar; geen nummer is duidelijk in één take opgenomen, daarvoor klinken de instrumentlagen te bedacht. Lee Ritenour: Rhythm Sessions. Concord Music Group. |
![]() |
Kurt EllingDit is een aantrekkelijke plaat in de discussie over kunst en entertainment, zeker in het licht van Adorno (zie inleiding). In 1619 Broadway zingt de populaire jazzzanger Kurt Elling, die voor al zijn albums minimaal één grammynominatie kreeg, nummers afkomstig uit The Brill Building. Binnen de muren van dit gebouw werden vele popnummers geschreven, uitgewerkt en opgenomen, voornamelijk in de jaren veertig, vijftig en zestig. Schrijvers/muzikanten(duo’s) als Irving Berlin, Johnny Mercer, Boyce & Hart, Lieber & Stoller, Neil Diamond, Paul Simon en Carole King liepen geregeld rond in de hitfabriek. Cultuurfilosoof Adorno zal met grote argwaan naar het bedrijf hebben gekeken. In The Brill Building worden pakkende liedjes geschreven die met één greep een groot publiek bij de lurven moeten pakken. Het doel is commercieel succes, grote verkoop. De huismuzikanten mogen alles behalve dwars musiceren, voorspelbaarheid staat hoog in het vaandel. Een muzikant met te veel persoonlijkheid is oninteressant en wordt vervangen. Dat lijkt, in navolging van Tin Pan Alley, op een letterlijke uitwerking van het standaardisatie-principe waar Adorno over schreef: popmuziek volgt een strak model die de vervlakte emoties van het publiek instant inloste. The Brill Building is voor hem de machinekamer van de onbewustmakende dictatuur van het kapitalisme. Het paradoxale is dat dit album wordt gepresenteerd als een gewaagde stap van Elling. Hij richt zich inderdaad weinig op typische jazznummers, maar pop, rock en soulklassiekers omvormen naar veilige jazz, lijkt toch niet een hele zware stap als genrezanger. Elling doet het wel met overtuiging en hoe we dat van hem gewend zijn. Die herkenbaar zuivere en dominante baritonstem met zijn vele, voorspelbare versieringen dragen de ondergeschikte composities. We horen ballads (American Tune, Paul Simon), souljazz (You Send Me, Sam Cooke) en zelfs poprock (Pleasant Valley Sunday, Goffin & King). De nieuwe arrangementen van de composities zitten zeer strak in elkaar en de solo’s klinken uitgedacht. Het proeft allemaal mierzoet, kijk wel uit dat je tanden niet breken op de dikke laag glazuur. Prima vertiermuziek. Kurt Elling: 1619 Broadway (The Brill Building Project). Concord Jazz. |