‘Ja ik lach zelf graag, dat is een prettige emotie’, aldus violist Jasper le Clercq. Geen hokjes, lijntjes of maatstaven voor zijn kwartet. Vrijheid en losheid zegevieren in de theatrale muziek.
Eigenlijk spelen ontwikkelingen binnen de jazz zich sinds eind jaren veertig slechts af in de kantlijn. Bebop is al dik zestig jaar de standaard. Terwijl daarvoor de grondslagen vaak veranderden. Elementen als polyritmiek en gesyncopeerde ritmes van de Afrikaanse slaven transformeerden zich honderd jaar terug in New Orleans en Dixieland, later het Swingtijdperk en uitmondend in de bebop. Vele andere daarop volgende stijlen en invloedrijke muzikanten ten spijt, maar deze bebop en ook hardbop vormen nog steeds een uitgangspunt van een flink aantal jazzmuzikanten én luisteraars. Het conservatorium hanteert de dynamische bop namelijk als basisleerstof.
‘Het lijkt me leuk dat als je uit de concertzaal komt lopen en denkt van, ja het ging ergens over.’
Terwijl jazz veel meer is dan een opeenvolging van thema’s en solo’s, al is de uitvoering nog zo virtuoos, origineel en intelligent of is de vrijheid binnen het stuk nog zo groots. Autonomie en improvisatie, en daarmee gepaard expressie en persoonlijkheid, zouden vaker als hoogste goed moeten worden gezien. Want ook dat is jazzmuziek. Verrassen, verbazen, shockeren, juist door genregrenzen te verleggen of zelfs buiten elke stijl te handelen. Voorwaarden: moed en eigenzinnigheid.
Fantasieën opwekken
Gelukkig, er zijn genoeg bands en muzikanten die hun eigen wetten hebben. Violist Jasper le Clercq verblufte onlangs in het Bimhuis tijdens het eerste concert van zijn kwartet. Met de meest schunnige geluiden en knotsgekke structuren blies het viertal de zaal plat. ‘Man Met De Hond Met De Hoed’, heet hun debuutplaat. Een eigenaardige titel. ‘Wat ik leuk vind is als de titel een ingang geeft om naar een stuk te luisteren, of in ieder geval prikkelt,’ aldus Le Clercq. Hij wil zijn publiek geen onderuit gezakte avond geven. Zelfs met titels probeert hij fantasieën op te wekken. De toeschouwer moet iets beleven.
‘Het lijkt me leuk dat als je uit de concertzaal komt lopen en denkt van, ja het ging ergens over. Niet alleen in de stukken zelf, maar ook over de gehele avond. Dat mensen in aankondigingen een vaag idee krijgen dat er een verhaallijn in de maak is. In nummers kan dat door een praatje van mij en ook door een achtergrondmuziekje, een opgenomen stem, of een bepaald geluid. Het is zo dat de boog die je in een stuk creëert, ook over een hele set of een concert te maken is. Zonder dat die heel instructief of verhalend moet zijn.’
‘Met improvisatiemuziek gaat het veel meer om de klank die de desbetreffende muzikant heeft, de persoonlijkheid is belangrijk.‘
Tijdens een preview van het kwartet in het SJUhuis liet Le Clercq zijn fascinatie voor het verloop blijken. ‘De energie van de eerste vier nummers bouwden we af en we gaven het publiek niet de kans om te applaudisseren. Dat vond ik heel spannend en grappig werken. Maar zo’n keuze zou je nooit maken zonder verhaallijn, zonder een bepaald verloop in wat je zoekt. We zijn dus heel erg bezig om een goede setlijst te maken, van dit nummer hier en dat nummer daar.’
Fronsende wenkbrouwen
Wat zeker niet wil zeggen dat alles van tevoren is bepaald, integendeel. Ook op het podium moet het spannend voor elkaar blijven. ‘Dat houdt het fris. Het is altijd gevaarlijk om te veel vast te leggen. We improviseren en er heerst een soort vrijheid en losheid. Als je dat vergelijkt met klassieke muziek, ben ik verbaasd hoe ongelofelijk conservatief de klassieke muziek nog kan zijn. Maar de jazz en geïmproviseerde muziek kan natuurlijk net zo rigide zijn.’
Het bandgeluid van het Jasper le Clercq Quartet zal wenkbrauwen doen fronsen. Elk nummer staat op zichzelf, variërend van lekkere funk, snoeiharde rock tot een lieve ballad, en toch klinkt het als een eenheid. De eclectische sound komt als vanzelfsprekend over. ‘Feit is dat ieder van ons dezelfde benadering heeft van muziek maken en ook met theatermuziek bezig is. Dat zorgt er wel voor dat we als bandje klinken.’ Humor heeft een lijmende functie. ‘Tijdens de repetities hebben we heel veel plezier en tijdens het spelen ook. Wat je tijdens een concert hoort is niet lol om de lol, maar omdat we het leuk vinden om te spelen. Het is niet de enige emotie die ik zoek, maar ja, ik lach zelf graag, dat is een prettige emotie.’
‘Feit is dat ieder van ons dezelfde benadering heeft van muziek maken en ook met theatermuziek bezig is. Dat zorgt er wel voor dat we als bandje klinken.’
Rijk palet
Opzienbarend is ook het klankenspectrum van het viertal. De trukendoos van toetsenist Dionys Breukers is onuitputtelijk, de riffs of bastonen van gitarist Andreas Suntrop spetteren telkens weer en drummer Dirk-Peter Kölsch speelt indrukwekkend dynamisch. Maar Le Clercq zelf steelt de show met zijn vervreemdende viooldistortions. ‘Met improvisatiemuziek gaat het veel meer om de klank die de desbetreffende muzikant heeft, de persoonlijkheid is belangrijk. Dus ja, je moet er wel mee bezig zijn. Ik vind het heel leuk om met effecten te spelen. Je mogelijkheden worden rijker.’
In LantarenVenster schuift de cimbalist Jan Rokyta aan. Volgens Le Clercq is het feest dan echt compleet: ‘Ik heb hem vorig jaar leren kennen met Zapp4. Hij kent de volksmuziek maar speelt ook de modernste klassieke muziek. Hij zit een beetje als een klein kind te spelen met zijn instrument, heel onbevangen. Daar viel ik erg voor. Jan past perfect in dit project, want hij heeft heel veel tot zijn beschikking: een basfunctie, akkoordfunctie en lyrische melodieën. Met hem erbij denk ik dat we een erg raar, maar rijk palet hebben aan kleuren.’
© Tim Sprangers, Jazz International Rotterdam 2011