Cloud Chamber – Duo Up Close & Dudok Quartet Amsterdam
De relatie van Ed Verhoeff met de gitaar begon, zoals zovele vakantieromances, in het zonnige zuiden. Een barretje in Frankrijk, zo’n man met een gitaar die liedjes bij je tafel komt zingen, en een jongetje van een jaar of acht dat op dat moment al wist: ik moet en zal óók zo’n instrument hebben. Eerst was er een songbook van Bob Dylan en het is daarna nooit meer opgehouden. De laatste loot aan zijn gitaardroomboom is een samenwerking met het Dudok Quartet Amsterdam. Het Duo Up Close – Ed Verhoeff en bassist Paul Berner – samen met vier strijkers: dat zijn heel veel snaren bij elkaar.
Wat is het verhaal achter jullie album Cloud Chamber?
Een paar jaar terug wilde ik wel eens iets anders dan een band of een kwartet, iets kleins, iets meer richting kamermuziek. Zo kwam ik op het idee van een duo. Het meest logische duo dat ik kon bedenken was een duo met Paul Berner, een bassist die niet alleen muzikaal denkt zoals ik denk, maar ook een goede vriend is. Nadat we wat kleine dingetjes hadden gedaan, vonden we het tijd voor iets meer, zoals bijvoorbeeld een cd. Maar een duo is maar een duo voor zo’n hele plaat en alles wat ik erbij zou vragen, maakte dat het geen duo meer zou zijn…
Dilemma…
Ja, tót het kwartje viel dat ik het Dudok Quartet gewoon zou kunnen vragen, nou ja, gewoon vragen… Kijk dat zit zo. Een paar jaar terug speelde ik met dat kwartet op De Parade. Als begeleider van zangeres Izaline Calister. Ik werd toen enorm geraakt door hun drive. Ze begonnen al met spelen – Beethoven, Mozart en zo – terwijl het publiek binnenkwam. En ik zat daar gewoon naast! Dat gevoel dat je gewoon wilt spélen – dát herkende ik zo! Anyway, we zijn toen ook met Izaline op tournee gegaan, Suriname, Curaçao en aan het eind van die tour waren we best wel bevriend geraakt. Bij het afscheid zeiden zij: luister, wij doen wel eens projecten met gasten. Zullen wij dat in de toekomst ook eens met jou doen? Nou, daar is het nooit van gekomen… Tot ik bedacht dat het samenwerken met een strijkkwartet altijd een droom van mij was geweest en dat muziek van een duo plus een strijkkwartet op een album wél zou werken…
Nu is het gerenommeerde Dudok niet een kwartetje dat je op de achtergrond lange lijnen laat spelen…
Nee, zeker niet. Ik wilde een uitwisseling, echt twee groepen, waarbij de muziek heen en weer beweegt. De focus, de aandacht schakelt heel erg van de ene groep naar de andere. Soms heel jazz, soms meer klassiek, dan weer een samengaan van beide genres.
Het componeren slash arrangeren voor een strijkkwartet is weer een hele andere stiel dan het schrijven voor gitaar alleen… Hoe heb je dat aangepakt?
(lachend) Nou dat was wel een meerjarenplan. Veel geluisterd en – wie A zegt, moet ook B zeggen – op een gegeven moment gewoon maar begonnen met de eerste noot. Dingen aan het kwartet laten horen, waarop ik dat feedback kreeg, en, vooral, ontzettend veel feedback van mezelf gekregen, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik heb ook niet alles zelf gedaan. Daar ben ik, wat arrangeren betreft, gewoon niet goed genoeg voor en dat zou het geheel toch een wat eenzijdige stempel geven. Dus daarom heb ik in overleg met het kwartet ook Maarten Ornstein twee arrangementen laten schrijven. Dudok zelf heeft nog een arrangement laten schrijven door Max Knigge.
Is er nog een thematiek of rode draad die de stukken met elkaar verbindt?
Nee. Behalve dan dat het allemaal van mij vandaan komt. Expressie, dát vind ik heel erg belangrijk. Het ene moment een rockbandje zijn dat voluit gaat en daarna weer een wat meer ingetogen kant laten horen. Ik wil mensen raken, zou ik zeggen, maar dat is natuurlijk een cliché. Wat niet wegneemt dat dat mijn belangrijkste drijfveer is…